Tuesday, October 22, 2024
HomeCorporate FinanceOver eigendomsrecht en faillissementsprocedure – Company Finance Lab

Over eigendomsrecht en faillissementsprocedure – Company Finance Lab


Tant pis pour les négligents ou les rêveurs” – met deze beroemd gebleven woorden spoorde procureur-generaal Liekendael schuldeisers aan tot permanente waakzaamheid (conclusie voor Cass. 26 november 1981, Pas. 1982, I, 430). En waakzaamheid is in het bijzonder geboden voor de eigenaar van goederen die in het bezit zijn van de schuldenaar. Bij faillissement van de schuldenaar verplicht artwork. XX.194 WER de eigenaar tot snel handelen. Op straffe van verval moet de rechtsvordering tot terugvordering worden ingesteld voor de neerlegging van het eerste proces-verbaal tot verificatie van de schuldvorderingen.

Een Zweedse verzamelaar van “exclusieve topwijnen” houdt een nare afdronk over aan deze regel. Zijn collectie was in bewaring gegeven bij Wijnmakelaarsunie. Bij faillissement van deze laatste, wilde de verzamelaar uiteraard zijn mooie wijnen terug, minstens betaling van de tegenwaarde.

Ingen tur (geen geluk, in het Zweeds). De ongelukkige Zweed had veel te lang gewacht om zijn revindicatierecht uit te oefenen, en de hakbijl van artwork. XX.194 WER viel ongenadig. För helvete! (iets onbeleefds, in het Zweeds).

Het vooruitzicht zijn exquise wijnen te verliezen, beviel de verzamelaar maar matig. Een cassatievoorziening was de volgende stap, hetgeen leidt tot het cassatiearrest van 20 september 2024. Met dit arrest stelt het Hof van Cassatie volgende prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof:

“Schendt artikel XX.194, tweede lid, WER artikel 16 Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM, in zoverre de eigenaar van goederen die in het bezit van de gefailleerde zijn, vervallen is van zijn recht op terugvordering van deze goederen wanneer hij dat recht uitoefent na de neerlegging van het eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen?’’

Hoe kan het Grondwettelijk Hof deze vraag beantwoorden? We reiken enkele elementen aan vanuit de rijke literatuur over eigendomsvoorbehoud en zakelijke subrogatie (disclaimer: deze elementen zijn het resultaat van een gedachtewisseling met een aantal mensen, waaronder een niet nader genoemde gewoon hoogleraar insolventierecht wiens emeritaat vorige maand op stormachtige wijze werd gevierd, die voor het overige volledig anoniem wil blijven).

Het Grondwettelijk Hof zou, met verwijzing naar Franse cassatierechtspraak en rechtspraak van Europees Hof voor de Rechten van de Mens, kunnen oordelen dat dergelijke beperking niet strijdig is met de grondwettelijke bescherming van het eigendomsrecht (Cass.fr. 17 december 1996, D. 1997, inf. rap., 52; Cass.fr. 5 december 1995, Bull.civ., IV, nr. 278. In de rechtspraak van het EHRM: EHRM 25 oktober 2001, Saggio v. Italië, nr. 41879/98). Een voorbode van dit besluit is mogelijks reeds te vinden in het recente arrest van het Grondwettelijk Hof over artwork. 1675/9, §3 Ger.W.. In de rechtsleer wordt deze uitkomst als “hardvochtig” omschreven (V. Sagaert en J. Del Corral, Eigendomsvoorbehoud in APR, 2015, p. 95, nr. 139 – tevens vindplaats van voormelde rechtspraak).

Kunnen de effecten van de hakbijl verzacht worden? In de rechtsleer wordt daartoe de piste van zakelijke subrogatie naar voren geschoven (F. George, Le droit des contrats à l’épreuve de la faillite, Brussel, Larcier, 2018, 1042-1044; V. Sagaert, Zakelijke subrogatie, Intersentia, 2003, 131-156). Met toepassing van zakelijke subrogatie zouden de rechten van de eigenaar overgaan op de prijs die de curator na openvallen van het faillissement zou ontvangen. De door het openvallen van het faillissement ontstane samenloop zou de eigenaar bovendien beschermen tegen op de (door de curator ontvangen) prijs concurrerende schuldeisers (M. E. Storme, Zekerheden- en insolventierecht, 2024, insolventierechtclean2024, 304; F. George, Le droit des contrats à l’épreuve de la faillite, Larcier, 2018, p. 1044, nr. 1113).

Een kort besluit. Enerzijds moet een faillissement op efficiënte wijze worden vereffend, en artwork. XX.194, tweede lid, WER draagt daartoe bij (vgl. de motivering van het arrest over artwork. 1675/9, §3 Ger.W.). Anderzijds is het “hardvochtig” dat de eigenaar elke aanspraak verliest. Zakelijke subrogatie kan enerzijds met anderzijds verzoenen. Voor het Grondwettelijk Hof zou dit (kunnen) “betekenen” dat een interpretatie van artwork. XX.194, tweede lid, WER die niet gepaard gaat met zakelijke subrogatie ongrondwettig is, terwijl een interpretatie van artwork. XX.194, tweede lid, WER die wel gepaard gaat met zakelijke subrogatie grondwettig is. Tiden får utvisa.

RELATED ARTICLES

Most Popular

Recent Comments